*
In Carnac, bevat de geur van de aarde
Iets onbestemds.
Het is een landgeur
Wellicht, maar ontstegen
Aan het niveau van de meetkunde
Waar de wind, de zon, het zout,
Het jodium, het gebeente, het zoete fonteinwater,
De dode schaaldieren, de kruiden, de mestgier,
De steenbreek, het verwarmde gesteente, het verweringspuin,
Het nog natte wasgoed, het teer van de barken,
De veestallen, het kalk op de muren, de vijgenbomen,
De oude kleren van de mensen, hun woorden,
En altijd weer de wind, de zon, het zout
De enigszins schrale teelaarde, het uitgedroogde blaaswier,
Zich allemaal verbonden en elk ook apart teweerstellen
Tegen de tijd van de menhirs
Om dimensie te zijn.
*
Ik weet wel dat er andere zeeën zijn,
Zee van de visser,
Zee van de zeevaarders,
Zee van de mariniers,
Zee van degenen die er willen sterven.
Ik ben geen woordenboek,
Ik heb het over ons tweeën
En wanneer ik zee zeg
Dan is dat altijd bij Carnac.
*
Bij Carnac, achter de zee,
Beroert de dood ons en laat
Zij zich gelden tot in de vijgenbomen.
Het is in de lucht,
het beenderstof.
De begraafplaats en de dolmens
Stellen gerust.
Uit: Carnac, 1961
www.alberthagenaars.nl
Also see:
Dutch poetry in Indonesian language, translated by Siti Wahyuningsih and Albert Hagenaars
Frozen Poets - statues, graves and other traces of poets
Critical reviews on modern Dutch poetry
Geen opmerkingen:
Een reactie posten